Als je met de trein gaat, reis je dan liever vooruit of achteruit?
Zoals je in je leven staat, neem je dan bewust mee wat je in je verleden hebt ervaren en van die ervaringen hebt geleerd?
Of kijk je liever om je heen naar waar je nu staat en waar je heen wilt, en vindt je ‘het verleden is voorbij en nu niet meer relevant, ik richt me op daar waar ik heen wil’?
Zijn ‘feiten’ volgens jou ‘objectief’, of eigenlijk – afhankelijk van wie er naar kijkt en ze interpreteert – ‘ook maar meningen’?
Of krijgen feiten pas betekenis door de interpretatie ervan, een interpretatie die afhangt van wie er naar kijkt, wat diens wereldbeeld en perspectief zijn?
Hoe beweeg jij door de wereld?
Wie of wat beweegt jou?
Jijzelf, of iets of iemand anders?
Hoe dan?
Hoe ziet de wereld eruit als ik door jouw ogen kijk?
Woorden geven perspectief
Als ik zeg, dat kinderen pas herinneringen kunnen opslaan van nadat ze ‘woorden’ in hun schatkist hebben gedaan,
dat ze alleen woorden leren kennen bij ervaringen die ze op hebben gedaan,
dat die samen hun geconstrueerde wereld gaan vormen, die zij zelf zien als ‘opgebouwd uit objectieve feiten’.
Vraag jij je dan af, net als ik, ‘maar wat nou als je andere ervaringen had opgedaan, andere woorden had leren kennen, ander feiten had waargenomen en herinnerd, had jouw wereld er dan heel anders uitgezien dan nu?’
Hoe verschilt het ‘objectieve’ wereldbeeld van een vis van dat van een kat?
Wat beweegt de ander, wat is diens perspectief
In allerlei verhalen heb ik gelezen over jagers die zeggen, dat je je in je prooi moet verdiepen, diens ‘gedachtengang’ volgen en voorzijn om hem te kunnen pakken.
En over mensen die door wildernissen heen moesten trekken om in veiligheid te komen (en liefst onderweg geen ‘lunch’ te worden), hoewel ze wisten potentiële prooi te zijn.
Dat ze daarom probeerden te ‘denken’ zoals degenen die hen mogelijk zouden willen pakken, om aan hen te kunnen ontkomen.
Meer dan eens heb ik gemerkt, dat als je samen met anderen een doel wilt bereiken, dat het er dan toe doet om vooral eerst de tijd en openheid te nemen om de ander(en) en hun perspectieven, hun wereldbeeld, dat wat er voor hen wezenlijk toe doet, te leren kennen.
Hun taal misschien niet te spreken, maar in ieder geval wel te verstaan.
Het doet ertoe om te proberen te begrijpen of anderen met wie je samen verder wilt gaan vooruit reizen of achteruit.
Of ze kijken naar ‘waar gaan we heen?’
Of dat ze naar het leven kijken vanuit het perspectief ‘waar we vandaan komen, dat weten we, net als waar we terecht zijn gekomen, nu is het kijken wat de mogelijkheden zijn om verder te gaan – waar we uitkomen, dat merken we dan vanzelf wel’.
Het doet ertoe om inzicht te krijgen in het wereldbeeld van de mensen met wie je samenwerkt, of samen wilt werken: laten ze ‘feiten’ en ‘objectiviteit’ liever buiten beschouwing, omdat voor hun gevoel ‘feiten ook maar meningen zijn’. En waarom ze dat idee hebben.
Omdat anderen vanuit een ander perspectief naar (deels) andere feiten kijken dan zijzelf?
Hoe mensen hun wereldbeeld construeren
Er misschien op een verstandelijke, analytische, filosofische manier naar kijken – terwijl dat hun eigen manier van denken niet is, ze daar niets van begrijpen.
Er zijn mensen, die op wat voor input aan gebeurtenissen / feiten / ervaringen dan ook reageren met ‘eerst doen, daarna kunnen we er altijd nog naar kijken’.
Er zijn mensen, die een stapje terug doen, proberen te zien wat er valt waar te nemen, wat er concreet ‘is’, om er dan over na te denken en te besluiten wat wijsheid is om te doen.
Er zijn mensen, die dat wat gebeurt als ervaring doorleven, voelen wat het met hen doet, en van daaruit, vanuit hun gevoel(ens) proberen te vertalen wat de betekenis ervan is, moet zijn, soms niet alleen voor henzelf, maar ook voor anderen.
Ik vind het jammer, dat deze mensen nogal eens de neiging hebben om elkaar uit te maken voor ‘impulsief’, ‘te veel in hun hoofd zittend’, of ‘dom’.
Ik heb het idee, dat ze elkaar zo prachtig aan kunnen vullen.
Samen een completere ‘waarheid’ creëren, een ‘wereld met veel meer waarde’ voor iedereen.
Een voorbeeld om een beeld te krijgen. Concreet.
Ik herinner me, dat toen ik nog een kind was, en wij als gezin terug kwamen van vakantie, we bij mijn opa en oma langsgingen om hen meegenomen cadeautjes te geven en ‘vakantieverhalen’ te vertalen.
En dat mijn opa en oma zeiden, dat ze graag van ons allemaal de verhalen wilden horen, zodat ze een ‘compleet verhaal’ zouden hebben.
Dat omdat wij – ongetwijfeld – op heel verschillende dingen gelet hadden, dus heel verschillende dingen meegemaakt hadden – al was het dan in dezelfde omgevingen.
Wat viel mij daarbij op?
Dat wat elk van ons was opgevallen, te maken had met dat wat ons ‘in de rest van het (alledaagse) leven’ bezighield.
Mijn jongste broertje had bijzondere auto’s gezien, en interessante bruggen, wegen en gebouwen.
Mijn andere broer had gemerkt dat je niet van alle soorten takken goede pijl-en-bogen of hengels kunt maken, en dat klei zo uit de oever van de rivier gehaald zich niet laat bewerken om er een (waterdichte) beker of kom van te maken. En dat kastelen met hun wenteltrappen heel slim gebouwd waren om rechtshandigen tegen te houden. Maar wat deden ze dan met linkshandige aanvallers?
Hoe ver benzinepompen en banken van elkaar waren, en waar ze de lekkerste broodjes en ijsjes hadden, en waar interessante kastelen / ruïnes waren, dat wist mijn vader nog van de vakantie.
Mijn moeder had interessante mensen ontmoet en daarmee gepraat (waar ik graag bij was). Op markten, tijdens wandelingen, in het langs huizen lopen waar mensen buiten zaten.
Soms werden we binnen uitgenodigd en lieten ze vol trots bijzonderheden van hun huis zien. Zoals een huis op de hoogvlakten in de buurt van de Pyreneeën, waar het in de winters heel koud kon zijn. Ze hadden muren van een meter dik, met een deur aan de buitenkant en eentje aan de binnenkant.
Ik probeerde overal de sfeer te ervaren, tekende, schilderde, schreef en musiceerde wat ik voelde ‘dat er was’. Of geweest was. (Dat leverde na bezoeken aan een kasteel of ruïne nogal eens nachtmerries op, ja.)
Ieders realiteit was anders geweest, toch waren we samen op dezelfde vakantie geweest, samen hadden we een compleet verhaal, of redelijk compleet verhaal, mee naar huis genomen.
Allemaal een aantal feiten.
Bij elkaar meer feiten dan ieder apart.
Feiten die objectief bekeken konden worden, maar het perspectief van waaruit ernaar gekeken werd, dat leek de feiten soms te veranderen.
Bestond er wel een ‘objectieve realiteit’, een ‘objectieve feitelijke werkelijkheid’ vroeg ik me toen al af.
Bestaat ‘objectiviteit’ of is dat een fictie?
Mogelijk een gevaarlijke fictie zelfs, als mensen elkaar om de oren gaan slaan omdat hun objectieve waarheid ‘waarder’ is dan die van anderen?
Wanneer gaan mensen ‘harder leunen’ op de ‘waarheid’ van hun ‘objectieve, feitelijke realiteit’ vroeg ik me af. En ging daar op letten.
Het leek ermee te maken te hebben of mensen achteruit keken, en zich bewust waren van wat hen in hun verleden gevormd had tot de mens die ze nu zijn, en daarin ook mede bepaald hadden waar ze heen willen, wat ze nooit meer mee willen maken, en wat ze heel beslist nog wel ooit mee willen maken of doen.
Ook al moeten ze, om naar die toekomst te gaan, misschien nog wel wat doen aan dat wat ze in hun rugzak meesjouwen. En zich omdraaien qua reisrichting.
Of dat mensen deden of er geen verleden was, alleen een ’hier en nu’, een plaats in de tijd en op de kaart van waaruit ze keken naar waar ze heen wilden en wanneer ze daar willen zijn.
Soms sleepten ook zij veel mee, in een rugzak, of als een zware steen aan een touw achter zich aan. Een last die ze ontkenden, want dat was geweest en deed er niet meer toe.
Maar ik zag dat die last er was, ze eronder gebogen gingen.
Soms was het een heel oude last, die ze niet zelf in hun rugzak gestopt hadden, maar die ze als erfenis van hun ouders, grootouders, of verder terug nog mee hadden genomen.
Heel trouw, heel loyaal.
En ik vroeg me af, of ze soms niet achterom wilden kijken om vooral die overgenomen lasten maar niet te zien, niet te hoeven weten dat het niet hun last was.
Omdat ze persé loyaal wilden blijven en mee blijven helpen met sjouwen aan de familielasten.
Of zelfs de lasten van de bevolkingsgroep of het volk waartoe ze behoorden.
Een identiteit ‘vind’ je niet, die creëer je – eerst samen met je familie
Het loslaten van die lasten zou dan zelfs kunnen betekenen dat ze ‘buiten hun groep gesloten’ zouden kunnen worden, of dat ze zichzelf buiten zouden sluiten.
En dat voelt meer dan bedreigend.
Want, stel dat ze die lasten los zouden laten, zouden ze daarmee niet alleen hun ‘lidmaatschap’ van hun groep of familie, maar zelfs hun identiteit kwijtraken?
Hun identiteit die zich gevormd heeft door wat hun voorouders meegemaakt hebben en hoe zijzelf zich daarbij aangepast hebben om de omgeving voor henzelf zo veilig als mogelijk te maken?
Wat als je identiteit niet langer voor je werkt
En wat dan, als ze hun leven ingericht hebben op een manier die ‘klopt’ met hoe ze hun identiteit gevormd hebben van kind af aan, maar er dingen gebeuren waardoor ze niet langer tegen zichzelf overeind kunnen houden dat zij loyaal, flink, kordaat en altijd oplossinggericht zijn en alles voor anderen kunnen regelen, omdat ze immers altijd vooruit kijken naar ‘wat hun hand te doen vindt’ – omdat het niet langer lukt.
Omdat er dingen zijn gebeurd en gebeuren die niet in te passen zijn in hun ‘objectieve realiteit’, wereldbeeld en mensbeeld?
Door oorlog, natuurramp, pandemie of iets anders onvoorstelbaars waardoor hun wereld stormachtig en gewelddadig op zijn kop gezet wordt.
Wie daardoor in scherven ligt, die heeft geen andere mogelijkheid dan de scherven bij elkaar rapen en terugkijken waar ze oorspronkelijk vandaan komen, hoe ze hun identiteit hadden opgebouwd.
En of dat nu anders kan.
Zonder overgenomen lasten.
Hun eigen identiteit niet alsnog ontdekken, maar opnieuw opbouwen aan de hand van wat ze gedurende hun leven hebben geleerd en met loslaten van lasten die hen niet (langer) dienen.
Hun eigen identiteit creëren, hun Levensblijheid vinden, hun eigen levenspad gaan.
Is dat mogelijk voor wie door trauma’s en ptss is stukgelopen?
Jazeker.
Hoe weet ik dat?
Daarvoor citeer ik graag een paar zinnen uit het boek “Iersche Nachten” van Simon Vestdijk:
============
“Ik vind het belachtelijk; geloof je daar nu werkelijk in?”
Onmiddellijk stoof hij op – “Wie zegt dat ik erin geloof? Ik doe het, en daarmee afgelopen. Ik ben een Ier en wens me te gedragen als een Ier. Een Ier weet nooit of hij ergens in gelooft of niet gelooft, en toch heeft hij het sterkste geloof op de hele wereld. Dacht je dat alle priesters aan de mis geloven en aan de wonderen?” – Hij maakte een wegwerpend gebaar. – “Maar dat doet er helemaal niet toe, het maakt niet het minste verschil.”
============
En waarom dat zo is?
Daarvoor pak ik graag een ander citaat erbij:
============
In het verleden ligt het heden,
In het nu wat komen zal.
============
0 reacties